(Memories Moluccan Christians have been wiped out)
Dagblad TROUW, 17-1-2007
Reporter : Tjitske Lingsma
Foto’s © Ahiolo
Op de Indonesische Molukken brak in januari 1999 een burgeroorlog uit tussen christenen en moslims. Acht jaar later leven de twee geloofsgemeenschappen strikt gescheiden.
Voor het eerst sinds 1999 bezoekt Like Riupassa haar geboortedorp op de Molukse Banda-Eilanden, waar nagenoeg alle christenen tijdens de burgeroorlog werden verdreven. Het is een emotioneel weerzien.
Gespannen zoekt Like naar punten van herkenning als ze in het donker over straat loopt, langs het haventje van Banda-Neira. Tot haar opluchting is het licht in haar geboortehuis nog aan. Het nieuws dat ze met de boot is gearriveerd, is haar vooruitgesneld.

Eiland Banda met de beroemde Gunung Api
Sinds haar vlucht naar Bali, in 1999, was Filisye Shervinna (Like) Riupassa(24), een protestantse vrouw met een ontwapenend giechellachje, niet meer op Banda geweest.
Op de veranda verzamelt zich de moslimfamilie die op verzoek van Likes vader de woning beheert. Terwijl nieuwtjes worden uitgewisseld, kijkt Like in de richting van haar oude slaapkamer, maar de deur blijft op slot. Ze kan ook niet naar de keuken lopen waar haar moeder vroeger lekkernijen maakte voor het gezin en voor de toeristen die regelmatig overnachtten. Like is een gast in eigen huis. Dapper slikt ze haar teleurstelling weg en vertrekt naar het pension waar ze zal overnachten.
In de brandende zon staat ze de volgende ochtend voor het christelijke kerkhof. Ze negeert de pilaar waarop moslims een doodskop en “Alley Devil” hebben geschilderd. Ernaast ligt vuilnis en overal zijn fruitbomen en groenten geplant. De zerken zijn door onkruid overwoekerd. “Ik ken de weg niet meer”, zegt Like verbijsterd. Tot haar gezicht opklaart als ze een graf herkent.
“Daar liggen mijn overgrootvader, grootmoeder en neef”. Langzaam beseft ze dat veel namen op de zerken zijn weggehakt. “Oh, arm Banda”, is het enige dat Like kan uitbrengen over de religieuze schoonmaak waarbij zoveel tastbare herinneringen aan Molukse christenen werden uitgewist.

Straatbeeld van Bandaneira
De tocht gaat verder, door straatjes met veel huizen uit de Nederlandse koloniale tijd. De Banda-eilanden, ooit de enige plek ter wereld waar nootmuskaat groeide, waren indertijd een belangrijk Nederlands bastion. Het oude Nederlandse kerkje, waar Like s zondags altijd naar toe ging, blijkt grotendeels verwoest. Bouwvakkers zijn bezig met de nogal grove restauratie.
Like blijft er gelaten onder. “Ik kan mijn boosheid niet uiten. Ik wil niet denken aan alles wat we verloren hebben”, zegt ze. Ze concentreert zich op positieve ontmoetingen. Terwijl ze door het plaatsje loopt, klinkt overal haar naam. “Mensen zijn me niet vergeten”, zegt ze stralend.
Trots vertelt ze iedereen dat ze nu met haar ouders op Bali woont. Op het bruisende toeristeneiland heeft ze een opleiding public relations gevolgd en in hotels gewerkt. Like bezoekt het afgelegen Banda niet als dolende vluchteling, maar als moderne vrouw die haar plek in de wereld heeft gevonden.
Plots rennen drie oudere vrouwen gillend van blijdschap op haar af. Ze knijpen in haar wangen en slaan op haar dijen, gebruikelijke uitingen van affectie. “Dit zijn de mensen die mijn ouders hebben gered”, lacht Like.
Ook het weerzien met schoolvriendin Rasmi verloopt hartelijk. Als de twee elkaar zien, springen ze meteen in de bokshouding. “Net als vroeger; toen ravotten we ook altijd met elkaar”, roepen de vriendinnen. Terwijl de hoogzwangere Rasmi lekkere hapjes klaarzet, zakt Like weg in een warm bad van vriendschap.
“Ik ben blij dat ik hier na zon lange afwezigheid zonder gevaar rond kan lopen.
Maar ik ben erg verdrietig om te zien hoe alles erbij ligt”, zegt Like.

In het midden het oude Nederlandse kerkje
Ze beseft dat ze niet meer op Banda zou willen wonen, zoals 45 van de 300 Bandanese vluchtelingen gezinnen die wel weer terug willen keren.
“Ik heb op Bali een nieuw leven opgebouwd. Ik heb ruimte om me te ontwikkelen”, vertelt Like. “Als ik op Banda was blijven wonen, zou ik net als iedere jonge vrouw vast ook getrouwd zijn geweest en een baby hebben gehad”.
Relatief rustig sinds het Vredesakkoord.
Op 19 januari 1999 braken op het Molukse eiland Ambon bloedige gevechten uit tussen christenen en moslims. Directe aanleiding was een ruzie tussen een christelijke buschauffeur en een moslim, maar opgekropte spanningen over politieke macht en posities binnen de bureaucratie waren er al jaren. Het conflict sloeg over naar andere delen van de Molukken en kreeg het karakter van een religieuze burgeroorlog.
De provincie kwam in een spiraal van wraak terecht, waarvan zowel moslims als christenen het slachtoffer werden.
Tijdens de burgeroorlog werden zeker 5000 mensen gedood, volgens de International. Crisis Group wel 10.000. Talloze gebouwen gingen in vlammen op. Bijna 700.000 van de 2.1 miljoen inwoners sloegen op de vlucht.
Na verzoeningsinitiatieven door Molukkers en formele besprekingen in 2002 kwam het vredesakkoord Malino II tot stand. Toch waren er nog geregeld geweldsuitbarstingen.
De afgelopen twee jaar is het relatief rustig. Christenen en moslims wonen uit angst voor elkaar in gescheiden gebieden.