Uit: Een noken vol herinneringen
Dit is één van mijn vele herinneringen aan Merauke… het stuk hieronder gaat over hoe we in Muli woonden. Muli is een dorpje, dat op ongeveer 5 km van Merauke ligt.
Hereniging van het gezin.
Toen we in 1948 vanuit Ambon in Merauke kwamen, werkte mijn vader als zendeling in het binnenland van Zuid Ned. Nieuw-Guinea. In het begin van de vijftiger jaren werd hij overgeplaatst naar het dorpje Muli. Muli ligt op ongeveer 5 km van Merauke. Tot die tijd woonden we in een huurhuis in de wijk Kampong Ambon in Merauke.
Wat waren we toen blij dat hij weer thuis kwam, het gezin werd herenigd. Het nadeel van deze verhuizing was, dat we elke dag naar school moesten lopen (5 km). Openbaar vervoer bestond toen niet. Zo nu en dan konden we mee rijden achter in de lege bak van een zandwagen. Misschien was hier mijn liefde voor de wandelsport begonnen
Wonen in Muli – het diensthuis
In Muli stelde de MPK (Molukse Protestantse Kerk) ons een ‘diensthuis’ ter beschikking. Het huis was nog niet helemaal afgebouwd toen we al introkken. Op een betonnen vloer van een afgebroken loods uit de 2e wereldoorlog, werd het huis opgezet. De muren waren van gaba-gaba (bladnerven van sagopalm) en het dak van atap (bladeren van sagopalm). Heel eenvoudig, maar effectief in het huis was overdag erg koel.
Fluitorkest vervolgschool Muli startklaar om de koninginnedag te vieren.
Daarachter, het diensthuis in aanbouw. De jongen vooraan, die zijn linker hand
op de fietswiel legt, ben ik. Mijn vader in zijn witte pak, mijn moeder met haar witte kebaja onder de vlag.
Ongenodigde gasten
Achter het huis was een moerasgebied, het territorium van de oer-bewoners van Zuid Nieuw-Guinea : de muskieten. Zodra het donker werd trok het leger er op uit om ons met hun komst te verblijden. Hoe hielden we ze buiten het huis, de kleinste kier, was voor hun een poort naar het paradijs. Om ze niet al te gemakkelijk te maken, zetten we voor de deuren vuurkorven, die voor veel rook moesten zorgen. Daarvoor legden we bepaald soort plant op het vuur. Letterlijk een rookgordijn voor de deuren plaatsen. De veiligste plaats in het huis was onder de klamboe in bed. Zelfs het nakijken van huiswerk door mijn moeder, gebeurde in bed onder de klamboe in het licht van een ‘visserslamp’. Elektriciteit-licht was er immers niet. Daarom gingen we altijd samen met de kippen op stok..
Nieuw huis
Een paar jaren later kocht mijn vader ‘stuk’ land (ook in Muli). Op dat land stond reeds een huis. Het was een traditioneel huis, de muren waren van gaba-gaba gemaakt en het dak van atap. Dat huis hadden we later beschikbaar gesteld aan de RMS (Republik Maluku Selatan)- missie-militairen, toen ze uit Seram in Merauke kwamen.
Totdat ze in 1962 naar Nederland vertrokken, woonden ze in dat huis..
Een fragment uit het boek Andere verhalen over de militaire missie van 1956: “Toen we uit de kazerne kwamen, waren we helemaal vrij. We moesten zelf een huis zoeken, dat was moeilijk. We hebben met z’n vijven geslapen in het huis van dominee Lekransy. Daar hebben we gezeten tot we hier (Nederland) kwamen.

Mijn moeder en ik voor het diensthuis.
Voor mij een heel leuke en leerzame tijd. Als ik van school kwam, hielp ik mee met de bouw van ons huis. Ik leerde timmeren, beton storten, bakstenen maken enz. daarnaast hielp ik met allerlei klusjes rondom het huis.
(Huis-) dieren rondom het huis
We hadden een ren vol kippen en hanen, die elke dag gevoederd moesten worden. Zij zorgden dat we regelmatig verse eieren in huis hadden. Niet te vergeten onze vijf paarden. De paarden liepen vrij rond op het terrein. Op een terrein van ongeveer 50 meter breed en 1 kilometer lang, konden de paarden overal grazen. Mijn taak was ze één keer per dag naar de waterput te drijven om ze te drenken.
Soms leek het bij ons op een dierentuin… huisdieren genoeg 2 katten en drie honden, een kangoeroe, die in de tuin rond huppelden en hertje, die we gevangen hadden toen de moeder bij het jagen gedood was en …. mijn witte muizen…ik had er ongeveer zestig van. Voor de witte muizen timmerde ik een mooie grote hok, waarin ze genoeg ruimte hadden om te kunnen rennen …
Nog meer dieren
En dat was nog niet alles, we hielden naast al deze dieren, ook varkens en koeien.De varkens, eigenlijk zwijnen, leefden in een stal, die regelmatig schoongemaakt moest worden. Het moest ook niet al te schoon zijn, want immers, vieze varkens worden vet en dat wilden we ook. De varkens, kippen waren bestemd voor onze consumptie. Twee keren per dag moesten ze gevoederd worden. Dat deed mijn vader en ik samen. Restant eten kookten we samen met wilde caladium (knolgewas – Ind. keladi) voorde varkens. Daarnaast wroetten ze met hun slagtanden en hun wroetschijf in de grond op zoek naar wortels, wormen eigenlijk naar alles wat voor hun eetbaar was.
En als een van de varkens jongen, werden de jonge reuen gecastreerd, zodat ze snel groot en vet werden. De castratie (verwijderen van de teelballen), zal ik maar niet beschrijven, het wordt anders bloedig verhaal.

Ons nieuw huis
Baba Anam Tjong
Onze koeien (15) werden gelukkig uit besteed, wat betekende dat ze met de kudde vaneen Chinees (Baba Anam Tjong) meegraasden en door hem worden verzorgd.
Hij had hiervoor iemand in dienst genomen om zijn kudde te hoeden.
Note: ‘De kinderen uit de huwelijken van Maleiers met Chinezen worden Baba’s (m) en Nyonya’s (v)genoemd.
Bij deze Baba, die ook een winkel had, waren we vaste klant. Alles wat we nodig hadden, kochten we op de pof bij hem. ‘Kopen op de pof wilt zeggen, dat alles wat je meeneemt, genoteerd wordt en aan het einde van de maand pas betaald wordt’.
Op de pof kopen was toen gebruikelijk in Azië. Wederzijdse vertrouwen speelden hierbij een belangrijke rol. Met onze koeien als onderpand was dat natuurlijk geen probleem. Daarnaast gaf mijn vader zijn kinderen extra Maleise les. Toen we in 1962 naar Nederland vertrokken, had de Baba de koeien ‘voor een appel en een ei’ overgenomen.
In 1959 ging ik naar Hollandia (nu Jayapura) om naar school te gaan en kwam alleen thuis tijdens de grote-vakantie. Hiermee kwam een einde aan mijn mooie tijd thuis in Muli.